Nieuwsbegrip en W&T: een begrijpelijke combinatie!

Begrijpend lezen met wetenschap & technologie

Les 1

Zeespiegelstijging

Wat vind je in deze ondersteuningsmodule?

Introductie onderwerp

Hoe zit dat ook alweer met zeespiegelstijging en het broeikaseffect?

Actief lezen

Waarom en hoe model je een tekst?

Experiment

Hoe kan je jouw leerlingen er actief toe aanzetten om tekst en experiment met elkaar te verbinden?

Documenten les 1

Hier vind je de handleiding voor de leerkracht, de tekst die de leerlingen lezen en de opdrachten naar aanleiding van de tekst.

Introductie van het onderwerp

Laat de leerlingen aan de hand van de titel en het plaatje voorspellen waar de tekst over gaat. Wat is het onderwerp van de tekst? Wat gaat de tekst je daarover vertellen? Hebben de leerlingen zelf al eens iets gehoord of gezien over het onderwerp?

Laat vervolgens eventueel een filmpje over de Watersnoodramp zien. Vraag de leerlingen wat zij denken dat het filmpje met de tekst te maken heeft.

Hoe zat dat ook alweer met zeespiegelstijging?

Sinds de industriële revolutie is de invloed van de mens op het klimaat snel groter geworden. Dit komt vooral door de uitstoot van broeikasgassen als CO2 en methaan. Broeikasgassen zorgen ervoor dat warmte wordt vastgehouden en daardoor stijgt de temperatuur op aarde.
Zonder broeikasgassen zou de aarde ijskoud zijn, maar met teveel broeikasgassen wordt het juist te heet.

De toename van CO2 komt vooral door de verbranding van aardolie, aardgas en steenkool. De toename van methaan komt door landbouw (bijvoorbeeld koeien en rijstvelden), moerasgas in waterrijke gebieden en door weglekken van aardgas.

Bron: KNMI 

Actief lezen

Na de inleiding en het voorbespreken van de tekst, gaan de leerlingen actief lezen. Als leerkracht kun je een groepje zwakkere lezers expliciet beleiden. Dit doe je bijvoorbeeld door de tekst te modelen. Maar wat is dat precies, en hoe pak je dit aan?

Meester en gezel

Voordoen, of iets demonstreren als didactisch instrument, wordt modelen genoemd. Modelen voert terug op het ‘meester-gezel’principe.

Vroeger leerde je een (ambachtelijke) beroep doordat de meester aan zijn gezel voordeed wat hij moest doen: de meester liet zien hoe hij een bepaalde vaardigheid uitvoerde en zijn leerling deed hem stap voor stap na.

Hardop denken

Bij het modelen van begrijpend lezen en andere cognitieve processen doet zich een probleem voor: de aan te leren activiteit speelt zich grotendeels in het hoofd af en is daarmee niet goed zichtbaar.
Een leerling die beter wil leren begrijpend lezen kan dus niet simpelweg een ‘expertlezer’ observeren. De expertlezer kan dit proces echter wel zichtbaar maken door hardop denkend te lezen.

Modelen bij begrijpend lezen

Modelen bij begrijpend lezen doet je dan ook door de tekst hardop voor te lezen en tussentijds jouw gedachten bij de tekst te verwoorden. Bijvoorbeeld door hardop een voorspelling te formuleren, door een stukje tekst in eigen woorden samen te vatten, hardop terug te verwijzen naar een eerder gelezn stukje of een genoemde gebeurtenis/personage, et cetera.

TIP 1: MAAK HET ECHT >

TIP 2: RICHT JE OP HET ACTIEF LEZEN >

TIP 3: MODEL NIET TE LANG >

TIP 4: SLUIT AAN BIJ DE LEERLING >

Tip 1: Maak het echt

Doe alsof je een echte lezer bent. Twijfel soms, corrigeer een fout, laat zien dat je doorzet: ‘Wat een ingewikkelde zin is dit. Zal ik hem maar gewoon overslaan? Nee, dat doe ik niet, want misschien wordt er wel iets belangrijks verteld en dan begrijp ik het verderop ook niet meer.’ Model bewust ook af en toe dat je iets níét (meteen) begrijpt en verwoord dan wat je gaat doen en waarom.

Tip 2: Richt je op het actief lezen

Laat zien wat goede lezers bij complexe teksten doen: ze signaleren wanneer ze een onbekend woord tegenkomen, stellen een vraag (met ‘hoe’ of ‘waarom’) wanneer ze iets niet begrijpen, voorspellen wat ze verderop misschien zullen lezen, lezen soms een stukje opnieuw en houden af en toe pauze om even wat samen te vatten. Ook hardop denken over de schrijver (‘Volgens mij klopt het niet, wat de schrijver hier zegt…’) is effectief om leerlingen de houding van een actieve lezer bij te brengen. Model ook het vinden van een antwoord op een sleutelvraag.

Tip 3: Model niet te lang

Geef een korte, duidelijke demonstratie die voor de leerlingen concretiseert wat actief lezen inhoudt. Lees daarbij slechts één alinea hardop denkend voor, bijvoorbeeld de inleiding van de tekst, of bij een tekst met langere alinea’s een deel van de eerste alinea. Bij een langere demonstratie verslapt de aandacht en blijft er mogelijk te weinig tekst over voor de leerlingen om zelf te oefenen met actief lezen.

Tip 4: Sluit aan bij de leerling

Het is belangrijk dat de leerlingen jouw gedachtegang kunnen volgen en jouw voorbeeld zien als iets dat zij ook kunnen. Bedenk dus van tevoren welke woorden, concepten of verbanden lastig zullen zijn voor de leerlingen en bij welke bekende informatie je tijdens het modelen kunt aansluiten.

Let op: Maak duidelijk dat de leerlingen u niet letterlijk na moeten doen, maar dat zij wat u voordoet, kunnen gebruiken bij een volgend stukje tekst.

Experiment broeikas

In groepjes van vier voeren de leerlingen een experiment uit waarbij ze het effect van broeikasgassen op de temperatuur onderzoeken.

Leg de leerlingen uit hoe ze het experiment moeten aanpakken en laat hen de benodigde materialen verzamelen. Bied hulp waar nodig en stel denkstimulerende vragen.

Leg expliciet het verband tussen het experiment, het filmpje en de gelezen tekst.

Sturing en begeleiding bij W&T-onderwijs

Bij W&T onderwijs heb je als leerkracht een belangrijk rol in de mate van sturing die je geeft en de inhoudelijke begeleiding.

Uit onderzoek blijkt dat leerkracht­gestuurde onderzoekende lessen een groter leereffect hebben dan leerlinggestuurde onderzoekende lessen (Furtak, Seidel, Iverson & Briggs, 2012). 

Er zijn verschillende modellen om de mate van sturing aan te geven. We hanteren hier de drie niveaus van Tanis en collega’s (Tanis, Dobber, Zwart & Van Oers, 2014):

Leerkrachtgestuurd onderzoek

Bij leerkrachtgestuurd onderzoek bepaalt de leer­kracht het onderwerp, de onder­zoeksvragen, de opzet en de methode van het onderzoek. De leerlingen voeren het onderzoek uit.

Gezamenlijk gestuurd onderzoek

Bij gezamenlijk gestuurd onderzoek bepaalt de leerkracht het onderwerp en vaak ook de onderzoeksvragen. De leerlingen bepalen zelf hoe ze het onderzoek uitvoe­ren.

Leerlinggestuurd onderzoek

Bij leerlinggestuurd onderzoek bepalen de leerlingen het onderwerp, de onderzoeksvragen, de opzet en de manier waarop ze het onderzoek uitvoeren. De leerkracht begeleidt.

Bij de mate van sturing gaat het dus om de hoeveelheid informatie die de leerkracht geeft. Dit is bijvoorbeeld informatie over de onderzoeksvraag of onderzoeksopzet.

Het zegt nog weinig over de begeleiding van leerlingen, bij het werken aan houdingsaspecten, vaardig­heden (het ontwerpen en onderzoeken) en kennisinhouden.